Veilig voelen en aanspreken

Wat zijn wij mensen toch wonderbaarlijke wezens. Sta ik bij de kassa, komt daar een oude man aan lopen. De vrouw voor mij heeft haar karretje behoorlijk vol. Ik heb er slechts een paar boodschapjes in liggen. De oude man heeft ongeveer net,b zoveel boodschappen in zijn kar liggen als ik. Hij komt aan, rijdt mij voorbij en duwt zo zijn karretje voor die mevrouw, die net haar spulletjes op de band wil leggen. ‘U heeft zo’n grote kar vol’, zegt de man. ‘ Ik kan vast wel even voor, nietwaar?’ En hij begint zijn kar uit te laden. De vrouw voor me zegt niets en ik schiet in de lach om de brutaliteit van deze oude man. Ergens in de 70, vermoed ik. ‘Vindt u dit wel oké?’, vraag ik haar. De vrouw krijgt een kleur en doet haar vinger tegen haar mond en doet: sssst. Ik trek mijn wenkbrauwen op en kijk haar zeer verwonderd aan. ‘Straks wordt hij boos’, zegt ze, ‘en daar kan ik niet tegen.’ Ik knik haar begripvol toe. Maar intern schud ik mijn hoofd.

Welke overwegingen gaan door deze vrouw heen?

Biologisch gezien zijn we ultieme vluchtwezens en is er overal gevaar voor ons. Kennelijk heeft deze mevrouw de situatie als gevaarlijk beschouwd en daarom besloten er niets van te zeggen. Ik maak dat op uit het verschieten van kleur en het toch wat geheimzinnig doen. Ook heeft de beeldvorming van de afgelopen jaren ons vertelt dat het niet altijd verstandig is onze mond open te doen omdat dit geweld o.i.d. op kan roepen. Dit zou een summiere verklaring kunnen zijn.

Een paar weken later kom ik samen met een intervisieclubje. We kennen elkaar best erg goed. Toch is er iemand bij die nogal stil is. Ik vraag wat er is, maar krijg geen antwoord. Als ik de vraag nog eens stel, maakt ze dezelfde bewegingen als de mevrouw uit de winkel: ze verschiet van kleur en legt haar vinger op de mond. Ik kijk om me heen om te zien welk gevaar er eventueel dreigt, maar ik zie niks. In de pauze schiet ik haar aan. Ze vertelt me dat ze zich niet zo veilig voelt. ‘Maar je kent ons toch al twee jaar?’ roep ik uit. ‘Ja, maar iemand heeft iets gezegd wat ik niet leuk vind en dat zit me dwars’, zegt ze. ‘Dan zeg je dat toch, daarvoor zitten we toch bij elkaar!’, repliceer ik. Dan wordt het heel stil.

Wat beweegt deze vrouw?

Er is feitelijk geen gevaar en toch word er wel gevaar of onveiligheid  door haar ervaren. Rationeel gezien eigenlijk heel bizar. De kans dat er een scheld- of vechtpartij ontstaat, is zeer gering. Zelfs biologisch is er geen gevaar te bekennen. De enige onveiligheid zit hem in de manier waarop ze waarschijnlijk haar aannames heeft geadopteerd en vandaaruit leeft. En dat is eigenlijk het toppunt van onveiligheid: zelf gecreëerd en al.  Want hiermee leg je dus je werkelijkheid in handen van de ander. Anderen krijgen hiermee wel heel veel macht toebedeeld. Puur omdat zij iets niet durft, wellicht gebaseerd op oude beelden en aannames. Of ze moet nog steeds mishandeld worden, maar ik weet zeker dat dit niet het geval is.

Onze gedachten en aannames jagen ons angstsysteem aan en verlammen ons. Ze maken de ‘werkelijkheid’ eng en onveilig. In deze situatie is logisch en helder nadenken best een goede optie om dit te doorbreken. Er ontstaat hiermee namelijk voor anderen uit de groep misschien ook weer onveiligheid. Omdat er iets speelt en niet geadresseerd wordt.

Ik vind het vaak bizar hoe moeilijk mensen het vinden iets terug te geven. Wellicht speelt dan mee dat ze het vanuit een soort verwijtmodus doen en dat direct terug gespeeld krijgen. Dan krijgen ze terug wat ze uitdelen. Neutraal iets terug geven is over het algemeen een zeer veilige optie. Een open, toegankelijke relatie helpt daarbij.

Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen veiligheid. Voor mij speelt het fysieke aspect een grotere rol dan mentale veiligheid. Natuurlijk is het niet leuk als een ander me wil kwetsen of een hak wil zetten. Maar uiteindelijk zegt dat veel meer over die ander, dan over mij. Ik heb flink wat mentale klappen opgelopen en heb mijn incasseringsvermogen getraind. Maar ten diepste weet en besef ik dat alles wat men over mij vindt bij die ander toch al leeft. Het is er al. De enige die zich er dan niet mee zou durven te verhouden, ben ik. En dat is dus ultieme onveiligheid. Dus ja, kom maar op: Alles wat men van mij vindt en denkt is er toch al en daarom wil ik het weten ook! Want dan kan ik leren en me er mee verhouden( = houden van). Mij geeft dat veiligheid en zelfvertrouwen. Mensen vinden altijd wel wat en dat is oké. Want het is mijn acceptatie van mezelf die me daarin rust en liefde biedt.